Egoïsme
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Egoïsme (uit het Latijn en Grieks: ego, εγω, ik), ook wel ikzucht of zelfzucht, is een menselijke eigenschap waarbij iemand streeft naar eigen voordeel en geluk met verwaarlozing van de belangen en het geluk van anderen.
Egoïsme mag niet verward worden met egocentriciteit, dat de neiging aanduidt om alles op zichzelf te betrekken.
Volgens verschillende sofisten, de cynici en Cyrenaeici, en ook Epicurus en zijn school, is het egoïsme de grondslag van alle streving. Augustinus beschouwde het egoïsme als het grondbeginsel van de aardse staat. Volgens Kant daarentegen is het egoïsme het alle echte moraliteit ondermijnende Radikal-Böse in de mens.
Er zijn twee soorten egoïsme.[bron?]
- Egoïsme in morele zin
- Dit is egoïsme waarbij een persoon meer aan zijn eigen bevrediging denkt dan aan de bevrediging van anderen. Dit wordt algemeen als een negatieve eigenschap beschouwd.
- Egoïsme in andere zin
- Dit is het zorgen voor het eigen welzijn. Dit soort egoïsme heeft over het algemeen geen negatieve connotatie, omdat het een vanzelfsprekende zaak is dat organismen op hun eigen welzijn letten.