Dierlijke cognitie
vermogen tot kennisverwerving bij dieren / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Dierlijke cognitie is het dierlijke vermogen van kennisverwerving door waarneming, en vervolgens het verwerken van de daarmee opgedane informatie, door het denken. Menselijke cognitie is een vorm van dierlijke cognitie, maar wordt daarvan onderscheiden vanuit het exceptionalistische idee dat de mens een aparte plaats inneemt in de schepping.
Dierlijke cognitie is onderzocht bij zoogdieren, zoals primaten, walvisachtigen, olifanten, honden, katten, paarden, vee, wasberen en knaagdieren, vogels als papegaaien, kraaien en duiven, bij reptielen als varanen en slangen, bij vissen en bij ongewervelden als inktvissen, spinnen en insecten.
In de vroegere biologie werden cognitie en intelligentie uitgezet langs de scala naturæ, de ladder van de natuur. In dit hiërarchische systeem is er sprake van een toenemende perfectie. Bij modern onderzoek wordt echter uitgegaan van verschillende soorten cognitie die zich evolutionair ontwikkeld hebben als aanpassing aan de niche die een soort inneemt. De ene soort is niet noodzakelijk intelligenter dan een andere, maar kan over een ander soort intelligentie beschikken die goed van pas komt in die specifieke niche.